Bij ons in de stad staat een somber gebouw
De gevel is donker als draagt het de rouw
De koe ging er in en het schaap zonder hoop
Maar op een dag stond het Slachthuis te koop
De koper, die heette Engeman Joop
Hij maakte van 't Slachthuis een Jeugdbioscoop
Ik weet niet wat het was, maar wie Engeman zag
Hem knikten de knieen de rest van de dag
Vurige ogen als fonkelkarbool
Waarin een vracht aan kwaadaardigheid school
Engeman werd bioscoopexploitant
Men las advertenties in iedere krant:
'Komt jongens en meisjes, komt allemaal
Om de film te zien "De verdwenen zaal" '
Ouders, uw kind heeft het vast naar zijn zin
Volwassenen mogen 'r in geen geval in
Het was woensdagmiddag. Geen kind bleef er thuis
Ze repten zich naar het voormalig Slachthuis
Om dertien voor een zou de film beginnen
De meisjes en jongens dromden naar binnen
Met een grijns op zijn vreemde stierengezicht
Deed Engeman Joop de deuren weer dicht
Op straat werd het stil: geen geroep, geen gewoel
De ouders naar huis terug, gemengd van gevoel
Ze stonden om half vier hun kind op te wachten
Voor het gebouw waar men vee placht te slachten
Om vier uur bleven de deuren gesloten
't Was stil in het Slachthuis. De kinderen genoten
Dachten de ouders, maar om kwart voor vijf
Sloeg er de meesten de schrik op het lijf
't Werd vijf uur, 't werd zes uur, de deur bleef op slot
't Werd vrouwengejammer en bidden tot God
De politie geroepen, de deur geforceerd
De agenten zijn krijtwit teruggekeerd
Leeg was de zaal en geen mens begreep hoe
Aan een vleeshaak bungelde het karkas van een koe
Een klein stroompje bloed kroop over de grond
Waar men geen spoor van de kinderen vond
Geen mutsje, geen handschoen, geen schoentje, geen das
Alleen maar dat bloedend, dat stollend karkas
Men kamde de stad uit, het bos en de hei
Tevergeefs, tevergeefs, de jeugd was voorbij